afb. F. Schipper
Zooals wij in het IXe Hoofdstuk van het 1e Deel bij de beschrijving van het Refugiehuis der Abdij van Berne reeds zagen, maakte dit gebouw een deel uit van de gebouwen, die langs de Keizerstraat en de St. Jorisstraat tusschen de Lombardbrug en de huizen van Jan van Maren, slachter en meer anderen stonden.
Wij zagen daar ook, dat zij aanvankelijk toebehoorden aan Thomas van Lavalle, daarna aan diens broeder Paganus.
De omstandigheid, dat de brug, waar naast zij in de Keizerstraat stonden, oudtijds de Lombardbrug, of wel in het Latijn de pons Lombardorum heette, alsmede die, dat genoemde eigenaren eenen vreemden naam droegen, wettigen het vermoeden, dat de oudste eigenaren van die gebouwen Lombarden waren, welk vermoeden nog versterkt wordt door het feit, dat het huis het Keizershof een Italiaanschen bouwstijl had. R.A. van Zuylen in het Tijdschrift Noordbrabant (1853) vermeldt deze gebouwen evenwel niet onder de banken van leening, welke men oudtijds in den Bosch had.
De priesters Lambert Cuypers, kanonik te Bergen in
| 3 | ||||||||||||||||
Henegouwen en Johannes Raeszn, kanonik te Lier; mr. Stephanus van Berlende en Johannes van Lavalle, zoon van Paganus, genaamd Paganus van Lavalle, verkochten het gebouw, dat later het Keizershof geheeten werd, met meer andere gebouwen en erven aan de nobilis ac generosa domina Margriet van Meer, erfdochter van Boxmeer, eerst echtgenoote van Pieter van Vertaing, heer van Heeswijk, Dinther, Asten en Moergestel en later van Willem van Egmond, heer van Haps. Van haar erfde die gebouwen de dochter, welke zij uit haren tweeden echt had, zijnde Anna van Egmond, de echtgenoote van Willem III, graaf van den Berg. Dominus Pancratias Fabri, presbyter, pastor (ecclesiae) parochialis de Buegen, als gemachtigde van: den generosus et nobilis Domicellus Willelmus et Domicella Anna, ejus conthoralis, filia quondam Domini Willelmi de Egmont, domini temporalis de Haeps et dominae Margarethae de Boxmeer, relictae quondam Domini Willelmi, comes et comitissa territorii Montis dicti van den Berge, verkocht 12 Augustus 1506 (Reg. no. 100 f. 57) gezegde gebouwen en erven aan Arnoldus van Malsen, abt van Berne, ten behoeve van de Abdij van dien naam. Haar latere abt Egidius Ingen Nulant verkocht ze 12 Februari 1515 (Reg. no. 111 f. 91 vso) weder aan Arnd Keymp Gerardszoon, die daarop van die gebouwen en erven aan gemelde Abdij schonk wat daarna haar Refugiehuis werd, terwijl hij het overige voor zich behield. Zijne weduwe Ermgard deed 14 Februari 1525 (Reg. no. 130 f. 82) afstand van het vruchtgebruik van dat overige, hetwelk later het Keizershof genaamd werd en dat in de daarvan opgemaakte Schepenakte omschreven werd als: reliquae domus, areae, orti ac edificii, vacuae hereditates, etc. sitae inter Diesam ibidem currentem ex uno et inter hereditatem ad Capellam Sancti Georgii spectantem et hereditatem Abbatis de Berna necnon ad Diesam predictam ex alio, tendentes cum fine anteriore ad quondam plateam ibidem protensam et cum fine posteriore ad eandem Diesam; zij deed dien afstand ten behoeve van mr. Gerard, kanonik der St. Jans- | 4 | ||||||||||||||||
kerk van den Bosch, Christoffel, Goijart en Cornelis, zonen van haar en genoemden haren man, alsmede ten behoeve zoo van Jacob 1), zoon van Hugeman Tengnagel, als man van Hadewig, dochter van dezelfden, als van Jan, priester der Duitsche orde, zoon van dezelfden, en van Arnold en Dorothea, onmondige kinderen van dezelfden; dezen verkochten het onmiddelijk daarop aan Henrick Proening van Deventher Gerardszoon. Het door hen verkochte complex van gebouwen, later het Keizershof genaamd, besloeg alzoo de geheele oppervlakte langs de Westzijde van de Keizerstraat met uitzondering, van het erf der St. Joriskapel. Laatstgenoemde kooper was de kleinzoon van Herman Henrickszn Bruynincx genaamd van Deventer 2), welke familienaam later verbasterd werd tot Proening van Deventher en zoon van Gerard Pr. van D. en Elisabeth Ketelaars Aelbertsdochter 3).
Hij was heer van Nieuw-Herlaer, waarmede hij in 1554 werd beleend, schepen van den Bosch en Zwanenbroeder der Ill. L. V. Broederschap aldaar; zijne vrouw was Catharina van den Kerckhoff, dochter van Lambrecht Henricxzoon en Johanna Bolcx, de dochter van Otto 4); beiden waren volgens van Heurn Beschrijving schatrijk. Henrick Proening van Deventher voornoemd kon zich daarom de weelde veroorloven van in zijn huis, dat, als gezegd, later het Keizershof werd genaamd, vorstelijke personen te logeeren te hebben. Zoo logeerde er in 1539 bij hem
| 5 | ||||||||||||||||
Maria douairière van Hongarije, gouvernante der Nederlanden en in 1540 Keizer Karel V. Over het bezoek, dat deze laatste in laatstgemeld jaar aan den Bosch bracht, bevatten de Stadsrekeningen van R.A. van Zuylen I p. 556 en 565 het volgende: Item alsoe deze stat in hueren drie leden hadde geordineert, dat men de Keys. Majesteit, onse genedigen Heer, die den 21 Augusti uuyt Hollant comende bijnnen deser stat gecomen is, metten scutten ende ambachten in vollen harnasch sonde inne haelen, gelijck gedaen wert, heeft men alsoe gehuert versceyde pypers ende trommelslaegers, die metten voirs scutten ende ambachten zijn uuyt geweest ende betaelt 8 trommelslaegers ende 6 pypers (Cf. ook nog p 574 l.c.)
In 1545 logeerde Keizer Karel V weder bij hem in het Keizershof, toen hij, zooals J. van Oudenhoven l.c. p. 174 mededeelt 5), in den Bosch quam met een seer groote swiete van Hertogen, Princen, Graven ende Bisschoppen ende 2000 peerden ende meer dan 200 geladen Muylen met bagagie ende bleef hier tot den 28 derselver Maent (December). Hij werd alstoen, zooals van Heurn verder schreef in zijne Historie I p. 515, buiten de Vugterpoort ingewagt door de vier schutteryen en alle de gilden der stad, die hem met slaande trommelen en vliegende vaandelen tot aan het huis van Hendrik van Deventer in de Keizerstraat ten Oosten der St Joriskapelle verzelden. Zijn byhebbend gezelschap bestond in den Aartshertog van Oostenrijk, de Prinsen van Piemont, van Salonica en van Chimay, den Heer van Granvelle, de Graaven van Buur en en Hoorn en Doctor Viglius van Zuichem. De Regeering (der stad) beschonk den Keizer daags na zyne komste met twee voeders wijn, twee vette ossen en honderd malderen haver. De Grooten, die met hem waren, werden insgelijks van stadswegen beschonken. Volgens het algemeen gevoelen, zoo deelde van Heurn nog mede in zijne Beschrijving, verhief Keizer Karel V toen zijnen gastheer Henrick Proening van Deventher
| 6 | ||||||||||||||||
in den adelstand en heeft deze, ter herinnering aan het bezoek, dat de Keizer hem ten zijnen huize bracht, een steenen beeld, voorstellende dien keizer in zijn harnas, geplaatst boven de poort van dat huis. dat daarop wegens datzelfde bezoek den naam van Keizershof kreeg, terwijl de straat, waaraan dat gebouw stond sedert dien de Keizerstraat geheeten werd 6). Gezegd beeld is in de tweede helft der 18e eeuw door den toenmaligen eigenaar van het Keizershof daarvan verwijderd geworden. Toen Koning Philips II van Spanje in 1549 te den Bosch als hertog van Brabant werd ingehuldigd, nam hij ook zijnen intrek in het Keizershof. Ziehier hoe hij volgens van Oudenhoven t.a.p. blz. 174 zich daarheen begaf 7):
Anno 1549 den 22 September is Prince Philips, Keyser Carels soon, hier seer feestelijck ingehaelt: De Gouverneuren, Wethouderen ende Regeerders al te peerde, omtrent 40 persoonen in getal, met 2500 Burghers crijghsgewyse toegerust, met roye sluyers, met ontrent 100 erffruyters te peerde, al seer wel gerust int harnas, met spissen, hellebaerden, slachsweerden ende bussen, met 10 vendelen, by hen hebbende acht kleyne veltstucken, trokken hem tot ontrent een halff myle van der stadt tegemoet, alwaar de Burghers, als crijchsvolck gingen staen in haer slaghordre. Ende de Wethouderen te peerde sittende, comende by den Prince, zijn van haere peerden afgetreden, ende hebben denselven op haer knyen seer eerbiedelijck gesalveert, offerende denselven alle eere, dienst ende getrouwickeyt ende dat in de Brabantsche tale. Buyten de Stadtspoorte stonden de Cleergien in processie met hare cruycen ende vanen. Zesthien ofte zeventhien groote stucken waren gheplant op de vesten ende toorens ende stonden in ende binnen de poorte ontrent 300 persoonen, alle in Harnas geseth ende werden het geschut gelost. De Prince, komende
| 7 | ||||||||||||||||
binnen de stadt met een gevolgh van verscheyde ballinghen naer ouder wyse, stonden aldaer de Bagynen, met wit lijnwaet behanghen in plaets van huycken ofte falien, ende veel oude ende bedaechde Burghers van ontrent 700 int getal (ook van Orthen en den Dungen) aen beyde zyden van die huysen op de straten tot de plaets van de Huysinghe van Henrick van Deventer, daer de Prince soude gebrocht worden, met brandende tortsen in haer handen, daer de Prince tusschen beyde door passeerden naer sijn logys, ende volghden daerop de Regeerders te peerde ende de Burghers te voet als vooren ende trocken alle voorby het Logys van den Prince ende soo voorts een yeder sijns weeghs naer huys. Volgens van Heurn Historie I p. 533 begaf Koning Philips zich den volgenden dag naar de St. Janskerk om er de Mis te hooren en 's Maendachs daeraen, zoo vervolgt van Oudenhoven, wiert hy openbaerlijck eade seer triumphantelijck voor het Raedthuys gehult ende des anderen daechs reysde hy naer Heusden ende soo voorts naer Hollant. Uit dit laatste vorstelijk bezoek aan het Keizershof maakte van Heurn in zijne Beschrijving de gevolgtrekking, dat men in de 16e eeuw dat gebouw voor het voornaamste en grootste huis van den Bosch hield, waaraan ik nog zou willen toevoegen: „en zijnen eigenaar voor den rijkste van die stad,” want men moest toen ter tijde ook al zeer vermogend zijn om vorstelijke personen tot gast te kunnen hebben.
Henrick Proening van Deventher stierf 22 Augustus 1556; zijne vrouw Catharina van den Kerckhoff 28 Mei 1564; beiden werden in de St. Janskerk te den Bosch begraven. Hij had van haar geene kinderen; wel had hij van eene bijzit een bastaardzoon, Anthonis van Deventher genaamd, die tot zoon had Jan of Hans van Deventher, welke huwde met Mariken, de dochter van Jan Hermanszoon de Leeuw, den eersten muntmeester van den Bosch.
Na doode van de vrouw van Henrick Proening van Deventher werden in het jaar 1565 (Reg. no. 650 f. 138) de
| 8 | ||||||||||||||||
nalatenschappen van hem en van haar verdeeld tusschen de kinderen van zijnen broeder mr. Jacob Proening van Deventher en diens echtgenoote Barbara Bacx Jansdochter, - zijnde Elisabeth Proening van Deventher, de echtgenoote van Goijart van Eyck, heer van Zeelst en mr. Gerard Proening van Deventher 8), - en tusschen de erfgenamen van de vrouw van hem, Henrick Pr. van D., zijnde 9): a. Lambrecht en Dirck 10), zonen van wijlen Lambrecht. (den zoon van Dirck, (den zoon van Dirck Aertszn.) en Aleid van den Kerckhoff, dochter van Lambrecht van den Kerckhoff) en b. Lambert. Jan, Gerard, Wouter, mr. Roeland. Aleid en Franchoyse, kinderen van mr. Wouter van Schelen en Elisabeth, de dochter van genoemden Dirck, (zoon van Dirck Aertszn.) en Aleid van den Kerckhoff. Bij die verdeeling werd het Keizershof toegescheiden aan de sub b. genoemde kinderen van Achelen; het werd alstoen omschreven als: een huys, erve, ledige plaetsche, schoene galerye ende hoff, gelijck dair inne die voirsr. wylen Henrick van Deventher ende Catharyna, zijn huysvrouw, bestorven sijn, gestaen binnen dese stadt aen de Lombartsbrugge, met allen den houtwerck, boven ende beneden, voir ende after daerinne wesende, dewelck int deylen van den huysraedt ongedeylt is gebleven. Van genoemde kinderen van Achelen was:
a. Lambert gehuwd met Elisabeth N., die hem schonk een zoon Dirck van Achelen (Reg. no. 248 f. 198);
b. Aleid gehuwd met mr. Zeger Adriaanszn., raad van den Bosch, wien zij schonk: Zeger Segers, raad en rentmeester van den Bosch (die huwde met Adriana, dochter van Adriaan Goijartszn. van Vechel en Maryken van den Kerckhoff); Guiliam Segers; mr. Dierick Segers, priester en kanonik te St. Oedenrode en Adriaan Segers;
| 9 | ||||||||||||||||
c. Franchoyse gehuwd met Anthonis de Raet Dirckszn., die bij haar verwekte deze kinderen: Jenneken, de huisvrouw van Jan van der Hulst Reinierszoon; Elisabeth, de huisvrouw van Gerard Deckers; Catharina, de huisvrouw van Mathijs van der Hulst en Digna, de huisvrouw van Lucas Laureynszn.
Meergenoemde kinderen van Achelen verkochten den 17 December 1565 (Reg. no. 213 f. 90) het Keizershof aan den lijnwatier Wouter, den zoon van Boudewijn Janszn. van Berlyckem, meestal Wouter Bouwens genaamd. Deze werd verdacht van tot de partij der Hervormingsgezinden van den Bosch te behooren; zoo komt toch in Le Questionnaire pour servir à l'information des commissaires du roi à Bois le Duc van 1567 (Prosper Cuypers t.a.p. blz. 277) de navolgende vraag voor: S'ilz (Antonie van Bombergen en zijn Protestantsche aanhang te den Bosch) n'ont volsu séparer ledict chancellier (van Brabant) du Sr. de Merode et le mectre à part, mesmes en la maison de Wouter Bouwens, appellée celle de Deventer ou de l'Empereur?; terwijl verder t.a.p. blz. 285 staat vermeld: l'on tient Gualtier Bouwens de la religion (Protestante) mais point du consistoire; en op blz. 309: dat Jacob Bacx, rentmeester-generaal der beden van Brabant, getuigde, „dat hij oick heeft hooren zeggen, dat Bombergen aensocht te logeeren ten huyse van Wouteren Bauwens, dewelcke daerinne geconsenteert heeft, maer die huysvrau des voerschreven Wouter Bauwens en wilde daerinne nyet consenteere, ten waere dat de stadt van den Bossche in hueren drie leden hueren man ende huer des aensochten, gelijck daeraff alhier (te den Bosch) een gemeyne fame ende gesach is.”
Die voorzichtige huisvrouw van Wouter Bauwens, zijnde als voorzegd, de naam, waarmede de nieuwe eigenaar van het Keizershof gewoonlijk werd aangeduid, was Anna, de dochter van Franchoys Vuchts; zij schonk haren man deze kinderen:
a. Angela, die huwde met Mathijs Janszn. van den Wiel, welke bij haar een zoon Jan verwerkte; b. Frans, die te Hamburg woonde; c. Ermgard, die huwde: 1°. met Aerdt Eliaszn.
| 10 | ||||||||||||||||
de Raet l1), welke bij haar deze kinderen verwekte: a. Johanna; b. Elisabeth; c. Henrica, de huisvrouw van Willem Adriaanszn. van Hulten; d. Elias, woonachtig te Hamburg, die van zijne tweede vrouw Jenne Vloots een zoon Gualtheri de Raet had, die ridder-baronet werd en stamvader van de adellijke familie van Cats de Raet; e. Franchoys, aalmoezenier der stad Antwerpen, die door zijn huwelijk met Margaretha Maes stamvader werd van den Belgischen tak der adellijke familie de Raet; 2°. met Jan van Liebergen, die bij haar verwekte twee zonen: Jan en Arnold.
In de akte, waarbij Wouter Bouwens het Keizershof als voormeld kocht, werd het aldus omschreven: domus seu mansiones earum; fundi; vacua hereditas, ledige plaetse vocata; pendulae dictae galerye; putea, ortus, siti in Buscoducis juxta pontem, dictim de Lombaertsche brugge, inter currentem aquam, ibidem fluentem, ex uno et inter hereditatem Capellae Divi Georgij in Buscoducis ac Domini Abbatis seu Conventus de Berna ex alio, tendentes a communi platea retrorsum ad hereditatem dicti Domini Abbatis seu Conventus de Berna et dictam currentem aquam, ibidem fluentem.
Blijkens R.A. van Zuylen Stadsrekeningen II p. 981 verhuurde hij dat huis van af 11 October 1578 tot 25 Juli 1579 aan de stad den Bosch tot verblijf van haren Prins- of Staatsgezinden gouverneur Jan van Hornes, heer van Boxtel en blijkens diezelfde rekeningen II bladz, 1002 logeerde er in 1580 de Koningsgezinde krijgsoverste Claude de Barlaymont, heer van Haultepenne.
Jan, zoon van Mathijs Jansz. van den Wiel, als man van Angela, dochter van Wouter Bouwens, voor 1/3; heer Nycolaus Vuchts, priester en kanonik der St. Janskerk van den Bosch en genoemde Jan van den Wiel als gemachtigden van Frans, zoon van Wouter Bouwens, woonachtig te Hamburg, voor 1/3; Johanna en Elisabeth, dochters van Aerdt
| 11 | ||||||||||||||||
Eliaszn de Raet en Ermgard, de dochter van Wouter Bouwens; Willem Adriaanszn van Hulten als man van Henrica, dochter alsvoren; genoemde Willem van Hulten ook nog als gemachtigde van Elias de Raet, woonachtig te Hamburg; Johanna en Elisabeth de Raet en Willem van Hulten voornoemd als zich sterk makende voor hunnen respectieven broeder en zwager Franchoys de Raet voor 5/7 van 1/3; zoomede Joost Pijnappel, Jan Raeszn, heer Nycolaus Vuchts en Willem Adriaanszn van Hulten als voogden over Jan en Arnold, onmondige zonen van Jan van Liebergen en Ermgard, de dochter van Wouter Bouwens voornoemd, voor 2/7 van laatstgemeld 1/3, verkochten 16 Augustus 1589 (Reg. no. 246 f. 71) het Keizershof, dat alstoen geheeten werd den Keyser (Reg. no. 218 f. 129), aan Jacob de Wale, schout over het Kwartier van Oisterwijk. Na het overlijden van dezen laatste verkochten 3 Februari 1621 (Reg. no. 357 f. 197 vso) zijn zoon Jor. Jaques de Wale, meier van der Geeten en zijn schoonzoon Jor. Henrick van Asten, schout van Alphen, Baarle en Chaam, als gehuwd met zijne dochter Anna, aan den Edele ende Welgeboren Heere Anthonis, Baenreheere van Grobbendoncq, riddere des ordre van St. Jacob, raidt van oirloge van henne Doorluchtigste Hoochheden ende Gouverneur deser stadt ende Meyerye van 's Hertogenbossche, twee derden in het Keizershof, of, zooals het in de daarvan opgemaakte koopakte heet: twee derden hen comparanten competerende in huysingen of woningen, henne gronden, ledige plaetse, galerijen, put, hoff, met allen hennen rechten ende toebehoirten, gestaen ende gelegen binnen dese stadt, over de Lombaertsse brugge, etc, den voirs. comparanten door de doot ende afflyvicheyt des voirs. wijlen Jacques de Wale, hennen vadere, aenbestorven.
De andere zoon van Jacob de Wale, Philips de Wale, die ook schout over het Kwartier van Oisterwijk was en die in 1614 eene grondrente uit zijn één derde part in het Keizershof verleend had, als wanneer het omschreven werd als: huysingen, stallingen, voorplaetse, gaelderye, kelderen, hoff, gemeynlich
| 12 | ||||||||||||||||
genaempt het Keysershoff, gestaen ende gelegen in de straet als men gaet uut Sint Jorisstrate an het hoixken van St. Joriscapelle nae der brugge, genoempt d'Abtsbrugge, tussen erffnisse der huysinge des heere Abts van Berne ende tussen de Capelle van Sint Joris voirs. aen d'een syde ende tussen den waterstroom, connende loopen doir de voirn. brugge, genoempt des Abtsbrugge, verkocht 20 Maart 1621 (Reg. no. 357 f. 275 vso) dat een derde ook aan voornoemden Baron van Grobbendonck, die kort daarna van de Schutterij van den Ouden Voetboog daarbij eveneens kocht: de erffenisse, gelegen tusschen en rontsomme St. Joriskercke ende zijnder Ed. huysinge, genoempt Keysershoff.
Laatstgenoemde kooper was de vermaarde koningsgezinde bevelhebber van den Bosch, die na eene heldhaftige verdediging deze stad in 1629 moest overgeven aan Prins Frederik Hendrik, waardoor zij in de macht der Staatschen kwam; dezen lieten toen niet na daarin aanstonds de Regeering om te zetten en er, zooals wij vroeger reeds zagen, den Hervormden godsdienst in te voeren, terwijl zij er de uitoefening van den Katholieken godsdienst zooveel mogelijk beletten.
Zijn familienaam was Schetz; hij was een kleinzoon van Eramus Schetz, heer van Grobbendonck en diens eerste echtgenoote Ida van Rechterghem 12) en zoon van Caspar Schetz, heer van Grobbendonck, Wesemael, Hingene, Heyst, Hoboken enz., tresauriergeneraal der finantiën, en diens tweede vrouw Catharina van Ursel. Hij werd in 1596 gouverneur van den Bosch en bleef dat tot de inneming van die stad in 1629.
Vóór 1621 zal hij in den Bosch gewoond hebben in het in het 1e Deel blz. 421 vermelde huis het Kaetsspel, doch met zekerheid valt dit niet te zeggen, omdat de eenige geschiedschrijver, die er melding van maakt, dat hij in 1603 in den Bosch woonde, van Heurn n.1. in zijne Historie II p. 261, niet aanduidt in welk huis hij vóór 1621 zijn verblijf hield.
| 13 | ||||||||||||||||
Zijne eerste echtgenoote was Barbara Kerremans (wier moeder was Barbara van Brecht); zij overleed in 1599 kinderloos en werd in de voormalige Predikheerenkerk te den Bosch begraven in een graf, waarboven het volgend opschrift stond:
Forma, nobilitas, opes Pulvis, umbra, nihil Una virtus facit, cum mori necesse est, mori bene Haec omnia summa fuere in Barbara de Kerremans Ant. Eq. F. quae cum hic vixisset annos ... mens ... dies ... Obiit XIV Julii anno CIC.IC.XCIX Relictis sui desiderio et luctu nullis liberis At horum vice et maritali affectu Antonius Baro de Grobbendoncq Principibus in rebus belli à consiliis, Civit. Sylvaeducens. Praefectus ducentorum equitt. cataphractorum Dux dulcissimae conjugi H. M. P. C. Anthony Schetz voornoemd hertrouwde in 1604 met Maria van Malsen, die in 1651 overleed; zij was dochter van Huybert en Ottelina van Hargen. Door zijn huwelijk met haar werd hij heer van Tilburg en Goirle, welke heerlijkheden zijne vrouw van haren broeder Adriaan geërfd had. Zij schonk hem deze kinderen, die met uitzondering van die sub l en m in de St. Janskerk van den Bosch gedoopt werden:
a. Lancelottus, gedoopt 3 Mei 1606; hij was graaf van Grobbendonck, heer van Durbuy, Tilburg en Goirle en kapitein der Curassiers, waartoe hij in 1621 werd aangesteld; hij huwde
| 14 | ||||||||||||||||
Marguerité Claire de Noyelle, die hem kinderen schonk, welke allen kinderloos overleden; b. Maria Catharina, gedoopt 9 Juli 1607;
c. Florencia, gedoopt 8 Juli 1608, h. met Charles de Cottrel.
d. Godefroi Nicolas, gedoopt 1611.
e. Conradus, Hubertus, gedoopt 18 April 1613;
f. Agnes Roberta, gedoopt 8 December 1614, h. Jacques de Cottrel;
g. Charlotta, gedoopt 13 Maart 1616, h. Frederik van Gulpen;
h. Carolus Antonius, gedoopt 22 April 1617;
i. Hyacinthus, gedoopt 1 September 1621;
j. Adrianus Franciscus, gedoopt 18 Februari 1623;
k. Johanna Maria, gedoopt 9 Augustus 1624. h. Alard de Ruville;
l. Ignatius Augustinus, gedoopt 28 Augustus 1629, werd bisschop van Gent:
m. Isabella Clara Eugenia, abdis van la Cambre, stierf in 1709.
Zoowel hij als zijne tweede echtgenoote waren in den Bosch zeer gezien, zooals blijkt uit de vele geschenken, waarmede de Regeering van die stad hen van tijd tot tijd, o.a. bij de geboorte hunner kinderen, vereerde; zoo werd den 29 September 1611 door de Regeering van den Bosch hem fl 1600 geschonken, alsoe Zijnder Edel. de Baenreheere van Grobendoncq, Gouverneur deser Stadt. gelieft heeft deselve Stadt te vereeren met zynen nyeuwen geboren soon Godefroy Nicolaes, te laeten heffen over de heylige funte en werd voorts bij acte der heer en Schepenen in date 21 April 1617 aen mijn Heere de Baron van Grobbendoncq, Riddere, Gouverneur deser Stadt ende Mevrouwe Gouvernante de somme van 400 guld. tot congratulatie van henne Edellieden nyeuwen geboren sone geschonken. Den 2 Maart 1619 maakte de Regeering der stad hem tot haren poorter en in 1621 schonk zij hem de koopsom voor het Keizershof, wat wel de reden zal geweest
| 15 | ||||||||||||||||
zijn, waarom dit huis in 1629 bij de reductie der stad werd genaast, zooals blijkt uit de volgende Bossche Schepenakte van den laatsten Augustus. 1633: „Alzoe Abel van Catz 13), stadthoudere van mijn Heere Jor. Henrick van Bergaignen, hooch ende leechschout der stadt ende Meyery van 's Hertogenbossche, van wege de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden den 16 Juli 1630 geërfd en gevest is geweest inne seeckere huysinghe, toebehoert hebbende den Heere Baron van Grobbendoncq, genaempt het Keysershoff, gestaen enz., soe is gestaen voor ons Schepenen die voorn. Abel van Catz ende heeft die voors. huysinge gecedeert ende overgegeven den voorgemelden Jor. Henricken van Bergaignen, hooch ende leechschout, enz. ende ritmeester van eene compaignye harquebousiers ten dienste deser Vereenichde Nederlanden.” Deze nieuwe eigenaar van het Keizershof, over wien men zie Hezenmans 's Bosch 1629—1798 p. 33, die hem aldaar abusievelijk den voornaam Jacob gaf, bezat behalve dit huis, ook nog een huis, te Breda, dat omschreven werd als: eene huysinge, pleyne, stallinge, hovinge enz, genaampt de huysinghe van Waelwijck, staande te Breda in de Waterpoortstraat op den hoek van de Steenbrugstraat; het was door hem gekocht van den kapitein Guiliam Douglas; 7 Mei 1638 verkocht hij het aan Johan Coenen, drossaard en kastelein van de heerlijkheid en het kasteel van Oosterhout (N.-Br.); verder bezat hij nog 1/24 onverdeeld in de heerlijkheden Aalst, Waalre en Valkenswaard (waarvan het overige 23/24 toekwam aan Maria van Weerdenburch), dat hij verkregen had bij transport van Abraham Tempelaers; in 1641 verkocht hij dat 1/24, zoomede alle actie, hem competeerende tegen voornoemde Maria van Weerdenburch, aan Johan van der Clusen, heer van Aalst, Waalre en Valkenswaard.
Zijn eerste vrouw was Maria van Heerdt, die omstreeks 1630 overleed met achterlating van slechts één kind, Helena
| 16 | ||||||||||||||||
genaamd. Na haren dood hertrouwde hij met Robertina van Vladeracken, dochter van Joost en Anna Coenen (de dochter van Johan Coenen Sr., heer van Zegenwerp en drossaard van Oosterhout en Margaretha van Etten), door welk huwelijk hij vermaagschapt werd aan eenige zeer voorname geslachten der Meierij van den Bosch. Zij stierf omstreeks het jaar 1641, waarna hij weder trouwde en wel met Anna Catharina Bacx, die blijkens eene Bossche Schepenakte, staande in Reg. no. 443 f. 114, gerechtigd was tot de collatie van het Bacxchoorken in de St. Janskerk te den Bosch. Zijne betrekking van hoogen laagschout der stad en Meierij van den Bosch bleef hij waarnemen totdat hij in die stad den 6 October 1666 overleed. Hij zal in de St. Janskerk aldaar begraven zijn, want daarin hing voorheen zijn wapenschild met deze kwartieren er naast:
Hij liet vier kinderen na:
a. (uit zijn tweede huwelijk) Jor. Henrick de Bergaigne van Fladracken, die eerst stadhouder van den Hoog- en laagschout der stad en Meierij van den Bosch en daarna schout van Kempenland was. Hij stierf kinderloos en werd in de St. Janskerk van den Bosch met deze kwartieren begraven:
b. Herbertine de Bergaigne, overleden te den Bosch 25 Juli 1679, echtgenoote van Cornelis Gans, ridder-baronet, heer van Nuland, Bommenede en Blois, president-schepen van den Bosch en ontvanger van de gemeene middelen aldaar, zoon van mr. Johan, heer van Bommenede en Blois, oud-burge-
| 17 | ||||||||||||||||
meester van Brielle en pensionaris van den Bosch 14) en Catharina van der Wolf. Cornelis Gans hertrouwde na haren dood, in 1681 met Anna Maria Tromp, woonachtig in den Haag, dochter van den beroemden admiraal Maarten Harpertszoon Tromp. Hij stierf te Deurne 21 September 1699. c. Anna Maria de Bergaigne (uit het tweede huwelijk), huwde: 1° met Herman de Gelder, heer van der Wel, die het praedicaat van Jonker voerde; 2° 19 April 1680, ten huize van voornoemden Cornelis Gans, met Joost Nagel, heer tot Hoeve (bij Borculo) en ontvanger der verpondingen over het Kwartier van Peelland; deze was toen weduwnaar van Anna van Dam.
d. Johanna Gatharina de Bergaigne, echtgenoote van Christiaan Huygens, drossaard der Baronie van Cranendonk. Zij schonk hem eene dochter Henrietta Albertina Huygens, die met den kapitein Johan Diederick van Berinckhuysen huwde.
Het Keizershof werd van Henrick van Bergaigne Sr. door zijne vier genoemde kinderen geërfd. Zij verhuurden daarop dat huis aan Albrecht Karel Snouckaert van Schauburg, heer van Heeze en Leende (door aankoop in 1659 van Alexander van Renesse, graaf van Warfusé), kapitein in Staatschen dienst en schepen van den Bosch 15).
Cornelis Gans voornoemd, die door zijn eerste huwelijk 1/4 in dat huis betrouwd had, kocht 15 December 1670 (Reg. n°. 453 f. 68 vso) daar nog 1/4 bij van de curators over de nalatenschap van zijnen zwager Henrick de Bergaigne van Fladracken, toen dezen dat 1/4 voor schuld verkochten; het Keizershof heette alstoen te zijn: eene seer schoone huysinge, galderye, ledige plaetse, peertstallinge, washuys ende hoff, staende in de Keysers- of Waeterstraet; nog 1/4 daarin kocht hij van zijne schoonzuster Nagel, waarna hij in 1694 het ge-
| 18 | ||||||||||||||||
heele Keizershof, onder zijne verplichting om daarvan eenige kamers te meubelen, voor fl 800 's jaars aan den Raad van State tot een statenlogement verhuurde. Zijne weduwe Anna Maria Tromp, die van hem 3/4 in het Keizershof geërfd had. kocht 3 Juni 1709 (Reg. n°. 521 f. 353) het overige 1/4 van genoemden kapitein van Berinckhuysen, zoodat zij ten slotte de eenige eigenares van dat gebouw werd; zij betrok het metterwoon, doch overleed op het huis Binderen bij Helmond 7 Januari 1717 16). Frederik Thomas van Hangest d'Yvoy, generaal-majoor 17) en Gaspar van Kinschot, president-schepen en raad van Delft, beiden in hunne hoedanigheid van executeurs van het testament van genoemde Anna Maria Tromp, eerstgenoemde nog als gehuwd zijnde met Alida Maria van der Horst, eene harer testamentaire erfgenamen; Nicolaas Kivit, kapitein ter zee en Cornelis Speelman; ridder- baronet, heer van Nuland, deze beiden ook nog als hare testamentaire erfgenamen 18), verkochten 14 Juni 1717 (Reg. n°. 538 f. 6 vso) het grootste gedeelte van het Keizershof, dat nu omschreven werd als: „een huysinge met sijn galderye, ledige plaatse, paardestallinge, washuys en hof, gemeenlick genaamt het Keysershof”, staande aan de Keizer- of Waterstraat, „mitsgaders een torfhock en huysken in bet noorderquartier van de St. Joriscapelle tot aen de afscheydinge of muer, ende sulx, voor sooveel het noorderquartier buyten de mueren van de voors. aengaet, ex uno de voors. capelle en sijn toebehoorten, ex alio de Dise, streckende voor van de gemeene straat tot aen de Diese”, door Anna Maria Tromp verkregen voor 3/4 uit den boedel van haren gemaal en voor 1/4 bij koop van Johan Diderick van Bernickhuijsen, als gehuwd met Henrietta Albertina Huygens”, - aan Thomas Hubert, koopman te en schepen en raad van den Bosch, terwijl | 19 | ||||||||||||||||
zij 29 Juli van hetzelfde jaar (Reg. n°. 538 f. 36 vso) het overige van het Keizershof, zijnde: „eene ledige erffenisse en plaetse, gestaen ende gelegen in de Kyser of Waterstraat, ex uno huys en erffenisse de Heer Thomas Hubert, genaamd het Kyzershof, ex alio et fine uno St. Joriscapelle, streckende voor met een muer en twee poorten op de gemeene straat”, verkochten aan de Schutterij van den Ouden Voetboog te den Bosch. Thomas Hubert, die alzoo door koop eigenaar was geworden van verreweg het grootste gedeelte van het Keizershof, was een zoon van Abraham Hubert Sr., ook schepen en raad van den Bosch en Catharina Meerman, de dochter van Adriaan en Everdina van der Haer. Hij stierf aldaar ongehuwd in 1724 en liet het Keizershof na aan zijne zuster Catharina Everdina Hubert, echtgenoote van Pieter Bosch, wonende te Rotterdam, die het 14 Aug. 1728 (Reg. n°. 543 f. 266 vso) verkocht aan haren broeder mr. Abraham Hubert, oud-schepen en raad van den Bosch en ook koopman aldaar. Deze was in 1719 gehuwd met Maria Elisabeth Cremers, (dochter van Herman Cremers, eerst deurwaarder te den Bosch en daarna erfsecretaris van Rosmalen en Nuland, en Anna Maria van Proijen), van wie hij deze kinderen had:
a. mr. Abraham Hubert, schepen, raad en factoor te den Bosch;
b. Johanna Maria Hubert, gehuwd met Jacob van de Graaff, generaal-majoor der Cavalerie, overleden op het fort St. Andries 22 Nov. 1785; zij woonde in 1789 als zijne weduwe op dat fort;
c. Maria Elisabeth Hubert bleef ongehuwd en leefde nog 1789;
d. Herman Jan Hubert, die 1752 huwde met Elisabeth Geertruy Santvoort, welke na zijnen dood hertrouwde met den gepensionneerden luitenant François Adam Doornick;
e. Pieter Hubert, luitenant, die huwde met Cornelia Maria van Eybergen, bij wie hij deze kinderen verwekte: Abraham, Jacob Johan, Clara Maria, Pieter en Maria Elisabeth Hubert.
| 20 | ||||||||||||||||
De sub b tot en met e genoemde kinderen of hunne erven verkochten 23 April 1762 (Reg. n°. 578 f. 174 vso) aan mr. Abraham Hubert, den sub a genoemde hunner, die als erfgenaam zijns vaders reeds 1/3 er in had, 1/3 van het Keizershof, nu geheeten het Statenlogement, alsmede 1/3 van het daarnaast staand pakhuis, dat een deel der St. Joriskapel was. Van de kinderen van Bree kocht hij, zooals wij in Dl I p. 445 noot 3 reeds zagen, den 12 September 1780 daar nog een ander deel der gezegde kapel bij.
Het Keizershof heette bij de verkooping van 1762 het Statenlogement, omdat de Hubert's, nadat het vroeger daartoe bestemd geweest zijnd gedeelte van het Bossche St. Geertruiklooster had opgehouden een Statenlogement te zijn, het ook verhuurden tot een verblijf voor de Gecommitteerden uit den Raad van State, wanneer dezen in den Bosch kwamen ter behartiging van 's Lands zaken. Nog ten tijde van Van Heurn werd blijkens zijne Beschrijving het Keizershof daartoe verhuurd, zoodat men mag aannemen, dat het Keizershof daarna, nog zoolang als de Republiek der Vereenigde Nederlanden bleef bestaan, het statenlogement was.
Den 9 Juli 1808 kondigden Johan de Cassemajor en Petrus Henricus van Fenema, Koninklijke notarissen te den Bosch, aan, dat zij voor hunnen principaal (zij noemden hem niet) op 30 Juli 1808 provisioneel en 14 dagen daarna finaal zouden verkoopen: het alom bekende en van ouds gerenomeerde heerehuis, genaamd het Keizershof en daarna het Statenlogement, met tuin, koetshuis, stallingen en groot pakhuis, zijnde geweest een kerk, staande en gelegen in de Keizerstraat te den Bosch; blijkbaar waren dus toen nog in een hand het eigenlijke Keizershof en de twee gedeelten van de St. Joriskapel, die daarbij door de Hubert's waren aangekocht. Kooper daarvan schijnt toen geworden te zijn Lodewijk Ernest van de Graaff, rentenier wonende te den Bosch 19); want op 9 Februari 1813 werd
| 21 | ||||||||||||||||
het ten zijnen laste gerechtelijk voor de Rechtbank aldaar verkocht; het werd toen omschreven als een huis, vanouds genaamd het Keizershof en daarna Statenlogement, met tuin, belend Z. de straat, O. en N. de Dieze en W. de St. Joriskapel. Toen of eenige jaren later zal de gemeente den Bosch eigenares van het woonhuis van het Keizershof geworden zijn, want zij verhuurde het niet lang daarna aan het Rijk voor Marechausséeskazerne. Het woonhuis van het Keizershof was een vierkant gebouw met één verdieping; binnen hetzelve was eene groote vierkante open plaats, waarop men van de Keizerstraat kwam door eene poort, boven wier deuren eene nis was, waarin vroeger het beeld van Keizer Karel V stond; langs deze binnenplaats was aan twee kanten van de rez de chaussée van dit gebouw eene galerij, wier overdekking geschraagd werd door fraai bewerkte eikenhouten corbeaux, waarvan er thans eenige bewaard worden in het gebouw van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in N.-Brabant; die plaats deed denken aan een Romeinsch peristylium. In den N.O. hoek van dit gebouw bevond zich een traptoren, die van denzelfden vorm was als de toren der pastorie van de Bossche St. Pieterskerk 20); in en na den Franschen tijd werd een tijdlang van uit dien toren met spiegels getelegrapheerd. Uit het dak van het Keizershof stak een zeer kunstig gemetselde schoorsteen, waarvan eene afbeelding bewaard wordt in een der topographische atlassen van gezegd Genootschap,
Hoezeer dit gebouw ook in den loop der tijden misvormd en in de 18e eeuw bovendien nog gedeeltelijk vertimmerd was, had het toch nog verdiend bewaard en gerestaureerd te worden, omdat het in zijn geheel toch nog een merkwaardig oud en monumentaal gebouw was, doch de Gemeenteraad van den Bosch, die in 1871 al even weinig gevoel voor de kunst had als de architecten, alias metselaarsbazen, die men destijds in die stad had, besloot toen dat gebouw te sloopen om er eene
| 22 | ||||||||||||||||
oefenschool voor in de plaats te bouwen en zoo is dan in dat jaar het Keizershof geheel afgebroken geworden; den Bosch telde daardoor een merkwaardig oud gebouw minder. De Dieze, die langs de Zuidzijde van dit gebouw liep, lag daar oudtijds open; daar, waar zij bij dat gebouw de straat doorsneed, lag er over de brug, genaamd de Lombardbrug of, zooals men het in het Latijn uitdrukte pons Lomhardorum. Blijkens de Stadsrekeningen van R.A. van Zuylen I pag. 511 werden in 1535 aan deze brug gemaakt 36 1/2 voet trappen om die weteringe der peerden aldair te maken.
| 23 |
Noten | |
1. | Hij was in 1533 geërfd te Geldermalsen; zijn oom was mr. Goijard Tengnagel |
2. | Reg. no. 104 f. 50 vso en no. 98 f. 306 vso. |
3. | Taxandria XVII, blz. 38. |
4. | In Reg. no. 166 f. 186 a° 1543 komen zijne navolgende afstammelingen voor: a. Zijne dochter Margriet wed. van Herman, zoon van Otto van Brouwhuys (Bruheze) en diens kinderen Peter en Ysebela; b. Henrick van Deventher als man van Catharina, dochter van Lambrecht van den Kerckhoff en zijne dochter Johanna; c. Wouter van Achelen als man van Elisabeth, dochter van Dirck, (zoon van Dirck Aertszoon) en Aleid, de dochter van Lambrecht van den Kerckhoff en Johanna voornoemd; d. Lambert, Dirck en Otto, onmondige kinderen van Dirck, (zoon van Dirck Aertszoon) en Aleid voornoemd; e. de kinderen van Anthonis van Achelen en Aleid, de dochter van Dirck Vogels en Aleid, zijne dochter (van Otto Bolcx n.1.). |
5. | Men zie ook nog R.A. van Zuylen De Stadsrekeningen I p. 635 en vlgd. |
6. | Van Heurn Historie I p. 515 en 516. |
7. | Men zie ook nog R.A. van Zuylen: De Stadsrekeningen I p. 658 en vlgd. |
8. | Taxandria XVII p. 162. |
9. | Reg. no. 248 f. 198. |
10. | Denkelijk was hij de Bossche Hervormingsgezinde president schepen van dien naam. Taxandria XVII p. 312. |
11. | Zijn wapen bestond uit drie schaatsen. |
12. | Diens tweede vrouw was Catharina de Cock. |
13. | Zijne vrouw was Maria Ploos. |
14. | Men zie over hem J.H. Scheffer Nederl. Familiearchief; het geslacht Tromp p. 18. |
15. | Hij was gehuwd met Ermgarda Gratiana Sweerts de Landas, dochter van Jacob Ferdinand en Elisabeth van Els en overleed op het kasteel van Heeze 22 October 1678. |
16. | De inventaris harer nalatenschap is vermeld in Sassen De protocollen der Helmondsche notarissen nos. 186, 246 en 248. |
17. | Hij overleed 28 December 1719 en werd in de voormalige kerk van Nuland onder eene houten tombe begraven. |
18. | De verdeeling harer nalatenschap zie men bij Sassen l.c. nos. 249 en 253. |
19. | Hij was de zoon van den generaal-majoor Jacob van de Graaff en diens echtgenoole Johanna Maria Hubert, en werd geboren te den Bosch in 1752; hij was later kommandant der Schutterij te Amsterdam en overleed aldaar 13 Februari 1825. |
20. | Zie Dl. I p 159. |
maandag 2 augustusRekest van Abraham Hubert wonende te ’s-Hertogenbosch te kennen gevende dat hij dat hij aan haar Ho: Mo: heeft verhuurd zijn huis genaamd ‘het Groot Keisershoff’ onder conditie dat hij als verhuurder de huurpenningen jaarlijks zou ontvangen bij de ontvanger der gemene middelen binnen de stad zonder dat hij verplicht zal zijn daartoe enige ordonnanties of speciale orders van haar Ed: Mo: te verzoeken conform art. 2 der condities en voorwaarden en het appointement van de Ed: Mo: dat aan het rekest is toegevoegd, maar de ontvanger zei dat hij die betaling niet kon doen; uiteindelijk wordt ontvanger Bosschaart gelast door de Ed: Mo: om tot betaling over te gaan. | 137v |
1620 |
Kapittel 6
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch II (1866) 1270
|
|
1620 |
Kapittel 6
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch II (1866) 1280
|
|
1620 |
Kapittel 14
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch II (1866) 1284
|
Charles de Mooij en Aart Vos, 's-Hertogenbosch binnenskamers (1999) 17, 21, 22
L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht (1959) 165, 175n, 186, 193
J.P.W.A. Smit, 'Het keizershof te 's Hertogenbosch' in: Taxandria (1924) 147-155